Wettelijke regeling van stakingsrecht is wenselijk
Een herenakkoord over wat bij stakingen wel en niet is geoorloofd, werkt niet. Dat is de voorbije jaren duidelijk geworden.
De discussie over het stakingsrecht en over de nood tot inperking ervan is de voorbije weken weer opgelaaid naar aanleiding van de stakingen van cipiers en van de spoorwegen.
Het Europees Sociaal Handvest erkent het stakingsrecht als een grondrecht. De vakbonden in ons land interpreteren het stakingsrecht wel heel ruim: ook het recht om bedrijfsmaterieel te saboteren, wegblokkades op te werpen, industriezones af te sluiten of directieleden te gijzelen valt daar volgens hen onder.
Maar geen enkel recht is absoluut, ook het stakingsrecht niet. Als het in botsing komt met andere grondrechten - het recht op werken, het recht om zich vrij te bewegen, het recht op fysieke integriteit - dient er een afweging te worden gemaakt. Het stakingsrecht kan immers geen vrijgeleide zijn om schade aan te richten aan andermans eigendom of om agressie te plegen tegenover personen. Het kan geen excuus zijn om te ontsnappen aan de burgerrechtelijke of strafrechtelijke verantwoordelijkheid die is vastgelegd in wetten.